getik van regen
wit ijzelend op de weg
gaat over in sneeuw,
wit, stil tegen de voorruit
de ruitenwissers vegen
roerloos houdt de eik
in zijn besneeuwde takken
de maan vast omklemd
tegen de boomschors
op knoesten en in holten
dotten van stuifsneeuw
warreling van sneeuw,
vederlichte harpklanken
vullen de kamer
hemel zo bleekblauw
boven uitgestorte sneeuw,
kleur van de leegte
vuurwerk schiet omhoog
zover mijn blik reikt, maar de
maan schijnt ongedeerd
met kunst en vliegwerk
bezweert men de duisternis
van het Nieuwe Jaar
in winternachten
ontsteken lichtjes massaal
het diepste donker
de kilte van mist
kan mijn wangen beroeren
tot aan de voordeur
onder de lantaarn
dalen sneeuwvlokken verguld
naar hun bestemming
op dat plekje gras
onder besneeuwde takken
het grazende paard
slechts die groene specht
is vorm, kleur en beweging
in besneeuwde tuin
onder de ijslaag
de opengevallen krant –
bestorven woorden
bij het oude nest
wacht de ekster in de iep –
sneeuw is in de lucht
vlak na de bocht kwam
onverwacht de oostenwind
ijsnaalden blazen