Het nieuwsbericht is al van even geleden, maar ik werd er pas weer op geattendeerd door Angelique Dekker, die haar boek Nova (www.angeliqueschrijft.nl) uitbracht. Zij appte: ‘Ik lees dat recensenten bij de Nederlandse Bibliotheekdienst vervangen gaan worden door een automatisch programma, een soort robot. Het lijkt geen grap te zijn.’ Ik geloofde mijn oren niet en dook op internet. Het bleek waar te zijn. Plusminus zevenhonderd recensenten zouden hun baan verliezen ‘…omdat de productie van de metadata en recensies vanaf nu grotendeels door slimme software wordt gedaan.’ Het bedrijf Bookarang ontwikkelde in 3,5 jaar de software.
NBD Biblion noemt het bij monde van Nina Nannini ‘goed nieuws’ dat zij nieuwe titels en recente herdrukken met twee in plaats van zes weken aan de bibliotheken kan leveren en daarmee aan hun leden. Het recenseren c.q. annoteren is met menskracht een te arbeidsintensief proces, het gaat om wel 15.000-30.000 titels per jaar.
Ik vroeg me duizend dingen af. Zouden die robots hun talen kennen? De Google- vertaalmachine wordt onvermijdelijk op bepaalde momenten onbegrijpelijk, zelfs lachwekkend. Hoe moet het met de ervaring, de emotie, de onderbouwde waardering, de kwaliteitsbewaking? Met de beoordeling van de gelaagdheid van het verhaal, de ontwikkeling van personages, de artisticiteit van een werk? Ik las het ‘ziedende’ artikel van NBD biblion-recensente Anna A. Ros, waarin zij stelt dat KI-tekstanalyses taaltechnisch mogelijk kunnen zijn voor ‘context, grammatica en zinsconstructie, woord- en frasefrequentie, tekstuele complexiteit en meer van dat soort objectieve parameters’. Maar duidelijk niet voor wat betreft de hele onderliggende laag die kunst tot kunst maakt, die horizonnen verbreedt, die enthousiasmeert, die, hoewel noodzakelijk compact, persoonlijk is.
Ik zag de uitzending terug van presentator Frits Spits in zijn programma Taalstaat van 13 maart j.l. Te gast was de hierboven genoemde Nina Nanninga, die het nieuwtje van de Robotica in de boekenwereld kwam verdedigen. Spits deed zijn naam eer aan en stelde spitse vragen. Nee, meneer Spits, het ging niet om bezuiniging, juist om efficiëntie. Niet om een persoonlijk oordeel, juist om een zuivere beschrijving. Niet om gelaagdheid of de emotionele ontwikkeling van het personage, wél of het een ‘ingewikkeld’ boek is of het taalgebruik moeilijk, en welk soort expliciete scènes voorkomen. Nee, meneer Spits, de robot kan 24 uur per dag lezen en het is een mens die het boek in zijn computermaagje stopt. Frits Spits kwam er rond voor uit dat hij het met afgrijzen aanhoorde en ik riep in mijn lege huiskamer: Ik ook! Ik ook!
Toen ik de bibliotheekschool in Tilburg deed, was annoteren een serieus vak. Toen ik daarna een baan kreeg was het nog jaren de gewoonte dat de plaatselijke boekhandelaar kratten vol nieuwe boeken leverde. Daarin konden medewerkers naar hartenlust struinen om te lezen. Elke week op vrijdagmorgen was er een bijeenkomst waar ieder zijn of haar zegje deed over de gelezen boeken, waarna het besluit viel: aanschaffen of in de retourbak. Degene die het gelezen had, maakte de annotatie. Toegegeven, dat het allang zó niet meer gaat, is doodlogisch. Ook, dat sinds de automatisering zijn intrede deed, je de vooruitgang niet tegen kunt houden, ook niet moet willen. Maar dat een robot met een kunstmatig brein in staat zou zijn meer dan de kale feiten uit een verhaal te halen, wil er bij mij niet in.